• erf·pacht
enkelvoud meervoud
naamwoord erfpacht erfpachten
verkleinwoord - -

de erfpachtv / m

  1. (juridisch) pacht waarvan de duur niet aan het leven van de pachter verbonden is en die op diens erfgenamen overgaat
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]