• epen·the·sis
  • Leenwoord uit Laatlatijn, ontleend aan Oudgrieks epénthesis (ἐπένθεσις), afleiding uit epentíthēmi (ἐπεντίθημι) ‘ik voeg in’, gevormd uit epi (ἐπί) + entíthēmi (ἐντίθημι) ‘ik steek in’, van en (ἐν) ‘in’ + títhēmi (τίθημι) ‘ik plaats, stel’.
enkelvoud meervoud
naamwoord epenthesis epentheses
verkleinwoord - -

de epenthesisv

  1. (taalkunde) insertie van een of meer klanken of een lettergreep aan het woordmidden
    • Vele Nederlandse woorden bevatten een epenthesis om twee zelfstandige naamwoorden te verbinden.