empoweren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van empoweren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		empoweren			te empoweren
	toekomend		zullen empoweren			te zullen empoweren
voltooid	tegenwoordig		geëmpowerd			te geëmpowerd
	toekomend		geëmpowerd zullen			geëmpowerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	empowerend		geëmpowerd			ev. empower	mv. verouderd empowert	empowere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	empower	empowert	empowert	empowert	empowert	empoweren	empoweren	empoweren
verleden (o.v.t.)	empowerde	empowerde	empowerde	empowerde	empowerde	empowerden	empowerden	empowerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal empoweren	zult/zal empoweren	zult/zal empoweren	zult empoweren	zal empoweren	zullen empoweren	zullen empoweren	zullen empoweren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou empoweren	zou empoweren	zou(dt) empoweren	zoudt empoweren	zou empoweren	zouden empoweren	zouden empoweren	zouden empoweren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij