empower
- em·po·wer
vervoeging van |
---|
empoweren |
empower
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van empoweren
- Ik empower.
- gebiedende wijs van empoweren
- Empower!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van empoweren
- Empower je?
- Het woord empower staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Geluid: empower (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ɪmˈpaʊə/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to empower |
he/she/it | empowers |
verleden tijd | empowered |
voltooid deelwoord |
empowered |
onvoltooid deelwoord |
empowering |
gebiedende wijs | empower |
empower
- machtigen
- iemand meer beslissingsbevoegdheid geven
- iemand volmacht geven
- iemand meer macht geven
- recht geven tot
- [5]: empowerment