ecologiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ecologiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ecologiseren | te ecologiseren | ||||||||
toekomend | zullen ecologiseren | te zullen ecologiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geëcologiseerd | te hebben geëcologiseerd | ||||||||
toekomend | geëcologiseerd zullen hebben | geëcologiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ecologiserend | geëcologiseerd | ev. ecologiseer |
mv. verouderd ecologiseert |
ecologisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ecologiseer | ecologiseert | ecologiseert | ecologiseert | ecologiseert | ecologiseren | ecologiseren | ecologiseren | |||
verleden (o.v.t.) | ecologiseerde | ecologiseerde | ecologiseerde | ecologiseerde | ecologiseerde | ecologiseerden | ecologiseerden | ecologiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ecologiseren | zult/zal ecologiseren | zult/zal ecologiseren | zult ecologiseren | zal ecologiseren | zullen ecologiseren | zullen ecologiseren | zullen ecologiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ecologiseren | zou ecologiseren | zou(dt) ecologiseren | zoudt ecologiseren | zou ecologiseren | zouden ecologiseren | zouden ecologiseren | zouden ecologiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geëcologiseerd | hebt geëcologiseerd | hebt/heeft geëcologiseerd | hebt geëcologiseerd | heeft geëcologiseerd | hebben geëcologiseerd | hebben geëcologiseerd | hebben geëcologiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geëcologiseerd | had geëcologiseerd | had geëcologiseerd | hadt geëcologiseerd | had geëcologiseerd | hadden geëcologiseerd | hadden geëcologiseerd | hadden geëcologiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëcologiseerd hebben | zal/zult geëcologiseerd hebben | zult/zal geëcologiseerd hebben | zult geëcologiseerd hebben | zal geëcologiseerd hebben | zullen geëcologiseerd hebben | zullen geëcologiseerd hebben | zullen geëcologiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëcologiseerd hebben | zou geëcologiseerd hebben | zou/zoudt geëcologiseerd hebben | zoudt geëcologiseerd hebben | zou geëcologiseerd hebben | zouden geëcologiseerd hebben | zouden geëcologiseerd hebben | zouden geëcologiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geëcologiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geëcologiseerd | er is geëcologiseerd | |||||||||
verleden | er werd geëcologiseerd | er was geëcologiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geëcologiseerd worden | er zal geëcologiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geëcologiseerd worden | er zou geëcologiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geëcologiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geëcologiseerd worden | geëcologiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geëcologiseerd zullen worden | geëcologiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geëcologiseerd zijn | geëcologiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geëcologiseerd zullen zijn | geëcologiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geëcologiseerd | wordt geëcologiseerd | wordt geëcologiseerd | wordt geëcologiseerd | wordt geëcologiseerd | worden geëcologiseerd | worden geëcologiseerd | worden geëcologiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geëcologiseerd | werd geëcologiseerd | werd geëcologiseerd | werdt geëcologiseerd | werd geëcologiseerd | werden geëcologiseerd | werden geëcologiseerd | werden geëcologiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geëcologiseerd worden | zult geëcologiseerd worden | zult geëcologiseerd worden | zult geëcologiseerd worden | zal geëcologiseerd worden | zullen geëcologiseerd worden | zullen geëcologiseerd worden | zullen geëcologiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geëcologiseerd worden | zou geëcologiseerd worden | zou/zoudt geëcologiseerd worden | zoudt geëcologiseerd worden | zou geëcologiseerd worden | zouden geëcologiseerd worden | zouden geëcologiseerd worden | zouden geëcologiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geëcologiseerd | bent geëcologiseerd | bent/is geëcologiseerd | zijt geëcologiseerd | is geëcologiseerd | zijn geëcologiseerd | zijn geëcologiseerd | zijn geëcologiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geëcologiseerd | was geëcologiseerd | was geëcologiseerd | waart geëcologiseerd | was geëcologiseerd | waren geëcologiseerd | waren geëcologiseerd | waren geëcologiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëcologiseerd zijn | zult geëcologiseerd zijn | zult geëcologiseerd zijn | zult geëcologiseerd zijn | zal geëcologiseerd zijn | zullen geëcologiseerd zijn | zullen geëcologiseerd zijn | zullen geëcologiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëcologiseerd zijn | zou geëcologiseerd zijn | zou/zoudt geëcologiseerd zijn | zoudt geëcologiseerd zijn | zou geëcologiseerd zijn | zouden geëcologiseerd zijn | zouden geëcologiseerd zijn | zouden geëcologiseerd zijn |