echelonneren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van echelonneren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		echelonneren			te echelonneren
	toekomend		zullen echelonneren			te zullen echelonneren
voltooid	tegenwoordig		hebben geëchelonneerd			te hebben geëchelonneerd
	toekomend		geëchelonneerd zullen hebben			geëchelonneerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	echelonnerend		geëchelonneerd			ev. echelonneer	mv. verouderd echelonneert	echelonnere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	echelonneer	echelonneert	echelonneert	echelonneert	echelonneert	echelonneren	echelonneren	echelonneren
verleden (o.v.t.)	echelonneerde	echelonneerde	echelonneerde	echelonneerde	echelonneerde	echelonneerden	echelonneerden	echelonneerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal echelonneren	zult/zal echelonneren	zult/zal echelonneren	zult echelonneren	zal echelonneren	zullen echelonneren	zullen echelonneren	zullen echelonneren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou echelonneren	zou echelonneren	zou(dt) echelonneren	zoudt echelonneren	zou echelonneren	zouden echelonneren	zouden echelonneren	zouden echelonneren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geëchelonneerd	hebt geëchelonneerd	hebt/heeft geëchelonneerd	hebt geëchelonneerd	heeft geëchelonneerd	hebben geëchelonneerd	hebben geëchelonneerd	hebben geëchelonneerd
verleden (v.v.t.)	had geëchelonneerd	had geëchelonneerd	had geëchelonneerd	hadt geëchelonneerd	had geëchelonneerd	hadden geëchelonneerd	hadden geëchelonneerd	hadden geëchelonneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëchelonneerd hebben	zal/zult geëchelonneerd hebben	zult/zal geëchelonneerd hebben	zult geëchelonneerd hebben	zal geëchelonneerd hebben	zullen geëchelonneerd hebben	zullen geëchelonneerd hebben	zullen geëchelonneerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëchelonneerd hebben	zou geëchelonneerd hebben	zou/zoudt geëchelonneerd hebben	zoudt geëchelonneerd hebben	zou geëchelonneerd hebben	zouden geëchelonneerd hebben	zouden geëchelonneerd hebben	zouden geëchelonneerd hebben