dwarszitten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dwarszitten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dwarszitten | dwars te zitten | ||||||
toekomend | zullen dwarszitten dwars zullen zitten |
te zullen dwarszitten dwars te zullen zitten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben dwarsgezeten | te hebben dwarsgezeten | ||||||
toekomend | dwarsgezeten zullen hebben | dwarsgezeten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
dwarszittend | dwarsgezeten | ev. zit dwars |
mv. verouderd zit dwars |
zitte dwars (bijzin) dwarszitte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zit dwars | zit dwars | zit dwars | zit dwars | zit dwars | zitten dwars | zitten dwars | zitten dwars | |
verleden (o.v.t.) | zat dwars | zat dwars | zat dwars | zat dwars | zat dwars | zaten dwars | zaten dwars | zaten dwars | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal dwarszitten | zult/zal dwarszitten | zult/zal dwarszitten | zult dwarszitten | zal dwarszitten | zullen dwarszitten | zullen dwarszitten | zullen dwarszitten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dwarszitten | zou dwarszitten | zou(dt) dwarszitten | zoudt dwarszitten | zou dwarszitten | zouden dwarszitten | zouden dwarszitten | zouden dwarszitten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | dwarszit | dwarszit | dwarszit | dwarszit | dwarszit | dwarszitten | dwarszitten | dwarszitten | |
verleden (o.v.t.) | dwarszat | dwarszat | dwarszat | dwarszat | dwarszat | dwarszaten | dwarszaten | dwarszaten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal dwarszitten dwars zal zitten |
zult/zal dwarszitten dwars zult/zal zitten |
zult/zal dwarszitten dwars zult/zal zitten |
zult dwarszitten dwars zult zitten |
zal dwarszitten dwars zal zitten |
zullen dwarszitten dwars zullen zitten |
zullen dwarszitten dwars zullen zitten |
zullen dwarszitten dwars zullen zitten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dwarszitten dwars zou zitten |
zou dwarszitten dwars zou zitten |
zou(dt) dwarszitten dwars zou(dt) zitten |
zoudt dwarszitten dwars zoudt zitten |
zou dwarszitten dwars zou zitten |
zouden dwarszitten dwars zouden zitten |
zouden dwarszitten dwars zouden zitten |
zouden dwarszitten dwars zouden zitten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb dwarsgezeten | hebt dwarsgezeten | hebt/heeft dwarsgezeten | hebt dwarsgezeten | heeft dwarsgezeten | hebben dwarsgezeten | hebben dwarsgezeten | hebben dwarsgezeten | |
verleden (v.v.t.) | had dwarsgezeten | had dwarsgezeten | had dwarsgezeten | hadt dwarsgezeten | had dwarsgezeten | hadden dwarsgezeten | hadden dwarsgezeten | hadden dwarsgezeten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal dwarsgezeten hebben | zal/zult dwarsgezeten hebben | zult/zal dwarsgezeten hebben | zult dwarsgezeten hebben | zal dwarsgezeten hebben | zullen dwarsgezeten hebben | zullen dwarsgezeten hebben | zullen dwarsgezeten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dwarsgezeten hebben | zou dwarsgezeten hebben | zou/zoudt dwarsgezeten hebben | zoudt dwarsgezeten hebben | zou dwarsgezeten hebben | zouden dwarsgezeten hebben | zouden dwarsgezeten hebben | zouden dwarsgezeten hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm dwarsgezeten worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt dwarsgezeten | er is dwarsgezeten | |||||||
verleden | er werd dwarsgezeten | er was dwarsgezeten | |||||||
toekomend | er zal dwarsgezeten worden | er zal dwarsgezeten zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou dwarsgezeten worden | er zou dwarsgezeten zijn |