dulden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dulden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dulden | te dulden | ||||||||
toekomend | zullen dulden | te zullen dulden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geduld | te hebben geduld | ||||||||
toekomend | geduld zullen hebben | geduld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
duldend | geduld | ev. duld |
mv. verouderd duldt |
dulde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | duld | duldt | duldt | duldt | duldt | dulden | dulden | dulden | |||
verleden (o.v.t.) | duldde | duldde | duldde | duldde | duldde | duldden | duldden | duldden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dulden | zult/zal dulden | zult/zal dulden | zult dulden | zal dulden | zullen dulden | zullen dulden | zullen dulden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dulden | zou dulden | zou(dt) dulden | zoudt dulden | zou dulden | zouden dulden | zouden dulden | zouden dulden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geduld | hebt geduld | hebt/heeft geduld | hebt geduld | heeft geduld | hebben geduld | hebben geduld | hebben geduld | |||
verleden (v.v.t.) | had geduld | had geduld | had geduld | hadt geduld | had geduld | hadden geduld | hadden geduld | hadden geduld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geduld hebben | zal/zult geduld hebben | zult/zal geduld hebben | zult geduld hebben | zal geduld hebben | zullen geduld hebben | zullen geduld hebben | zullen geduld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geduld hebben | zou geduld hebben | zou/zoudt geduld hebben | zoudt geduld hebben | zou geduld hebben | zouden geduld hebben | zouden geduld hebben | zouden geduld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geduld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geduld | er is geduld | |||||||||
verleden | er werd geduld | er was geduld | |||||||||
toekomend | er zal geduld worden | er zal geduld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geduld worden | er zou geduld zijn | |||||||||
lijdende vorm geduld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geduld worden | geduld te worden | ||||||||
toekomend | geduld zullen worden | geduld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geduld zijn | geduld te zijn | ||||||||
toekomend | geduld zullen zijn | geduld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geduld | wordt geduld | wordt geduld | wordt geduld | wordt geduld | worden geduld | worden geduld | worden geduld | |||
verleden (o.v.t.) | werd geduld | werd geduld | werd geduld | werdt geduld | werd geduld | werden geduld | werden geduld | werden geduld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geduld worden | zult geduld worden | zult geduld worden | zult geduld worden | zal geduld worden | zullen geduld worden | zullen geduld worden | zullen geduld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geduld worden | zou geduld worden | zou/zoudt geduld worden | zoudt geduld worden | zou geduld worden | zouden geduld worden | zouden geduld worden | zouden geduld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geduld | bent geduld | bent/is geduld | zijt geduld | is geduld | zijn geduld | zijn geduld | zijn geduld | |||
verleden (v.v.t.) | was geduld | was geduld | was geduld | waart geduld | was geduld | waren geduld | waren geduld | waren geduld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geduld zijn | zult geduld zijn | zult geduld zijn | zult geduld zijn | zal geduld zijn | zullen geduld zijn | zullen geduld zijn | zullen geduld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geduld zijn | zou geduld zijn | zou/zoudt geduld zijn | zoudt geduld zijn | zou geduld zijn | zouden geduld zijn | zouden geduld zijn | zouden geduld zijn |