Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duld·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen duldbaar duldbaarder duldbaarst
verbogen duldbare duldbaardere duldbaarste
partitief duldbaars duldbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

duldbaar [1]

  1. wat men kan accepteren, tolereren of toestaan
    • De vergunning gaat ervan uit dat de bastonen zich net zo verplaatsen, net zo worden gedempt als ander geluid. Maar ver buiten de berekende zone laten deze trillingen de kopjes in de kastjes rammelen en ramen en deuren in de sponningen resoneren. Je voelt de trillingen via je bank, je tafel of je bed. Dit wordt met het uur minder duldbaar: decibelterreur. [2] 
    • Opvallend is dat een hoop families lang wachtten voor ze hun lijdende verwant toevertrouwden aan de medische stand. Vaak tot ‘het echt niet meer ging’, door geweldsituaties binnenshuis (‘Patiënt is niet langer duldbaar voor huisgenoten’) of verstoring van de openbare orde buiten de deur. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen