• on·dra·ge·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondragelijk ondragelijker ondragelijkst
verbogen ondragelijke ondragelijkere ondragelijkste
partitief ondragelijks ondragelijkers -

ondragelijk

  1. van iets dat het zo erg is dat het niet uit te houden is
    • Reg Traviss, het laatste aan- en uit vriendje van Amy Winehouse heeft laten weten dat hij de afgelopen dagen door een hel is gegaan. "Dit verlies is ondragelijk, ik ben mijn liefje verloren. En het ging juist zo goed met haar." [2] 
    • "Hij lijkt niet op andere kinderen, hij lijkt op een oude man. Het doet ondragelijk veel pijn om hem zo te zien." De gemiddelde levensverwachting bij progeriapatiënten is dertien jaar, maar sommigen weten toch de kaap van twintig jaar te halen. [3] 
  • Op woordenlijst.org staat alleen de vorm (on)draaglijk die ook het meest gebruikt wordt, maar de uitspraakvariant (on)dragelijk is volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal, OpenTaal.org en VRT taalnet ook gangbaar.
95 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]