Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·zin·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van dubbel en zin met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dubbelzinnig dubbelzinniger dubbelzinnigst
verbogen dubbelzinnige dubbelzinnigere dubbelzinnigste
partitief dubbelzinnigs dubbelzinnigers -

Bijvoeglijk naamwoord

dubbelzinnig

  1. met meerdere betekenissen, wat je op meer manieren kunt uitleggen (waarvan één betekenis soms erotische geladen is), vaak grappig bedoeld.
    • De man maakte te veel dubbelzinnige opmerkingen. 
    • De grappenmaker maakte veel dubbelzinnige opmerkingen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be