Nederlands

 
cavalerist
Uitspraak
Woordafbreking
  • dra·gon·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘cavalerist’ voor het eerst aangetroffen in 1666 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dragonder dragonders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dragonderm [3]

  1. (militair) lichte cavalerist met de bewapening van een infanterist
    • Over de stamvader van onze familie wisten we niet veel meer dan dat hij met het regiment dragonders van de hertog van Koerland (nu een provincie van Letland) in het land was gekomen om voor koning-stadhouder Willem III te vechten. Een huursoldaat dus - in de tijd van vóór de dienstplicht een eerbaar beroep.[4] 
  2. (pejoratief) forse, bazige vrouw
    • „Ja, ja”, zegt Van den Brink dan gehaast, want hij maakt altijd de indruk dat de gasten hem enorm ophouden, dat hij eigenlijk geen tijd heeft voor hun antwoorden, dat hij snel, snel, snel naar zijn volgende vraag moet. Zijn gezicht staat altijd op ongeduldig en schiet eens op. Zodat de heren eigenlijk allebei bijzonder weinig empathie vertonen. Daar dienen de vrouwelijke ‘sidekicks’ natuurlijk voor, elke avond een andere, om af en toe een inlevende vraag te stellen en het gezellig te houden. Ze lijken door niemand geweldig serieus te worden genomen en dat is wel vreemd. En ook niet terecht, zeker niet als het om Esmaa Alariachi gaat, een dragonder vol meningen en geintjes.[5]  
    • Een stem als een dragonder met een zwak voor whisky, een priemende blik die ook zacht kan worden, een lach die niet altijd innerlijke vreugde verraadt, een aplomb dat omstanders onzeker kan maken. Ziedaar Marine Le Pen, de vrouw die zowat in haar eentje het Front National tot een in de ogen van veel Fransen respectabele partij maakte. Wie haar ziet, ziet meteen ook de contouren van Jean-Marie, haar vader. Vrouwelijker natuurlijk, milder misschien. Maar onmiskenbaar schemert de oude Le Pen erdoorheen. Zoals het hele Front National nog steeds onmiskenbaar de Le Pen-partij is. [6] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen