Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dor·saal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse dorsum (rug) met het achtervoegsel -aal
enkelvoud meervoud
naamwoord dorsaal dorsalen
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

dorsaal

  1. (taalkunde) met de rug van de tong gevormde spraakklank
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dorsaal dorsaler dorsaalst
verbogen dorsale dorsalere dorsaalste
partitief dorsaals dorsalers -

Bijvoeglijk naamwoord

dorsaal

  1. (medisch) aan de rugzijde
  2. (taalkunde) met de rug van de tong gevormd
Vertalingen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be