doorsluizen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorsluizen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorsluizen | door te sluizen | ||||||||
toekomend | zullen doorsluizen door zullen sluizen |
te zullen doorsluizen door te zullen sluizen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorgesluisd | te hebben doorgesluisd | ||||||||
toekomend | doorgesluisd zullen hebben | doorgesluisd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorsluizend | doorgesluisd | ev. sluis door |
mv. verouderd sluist door |
sluize door (bijzin) doorsluize | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | sluis door | sluist door | sluist door | sluist door | sluist door | sluizen door | sluizen door | sluizen door | |||
verleden (o.v.t.) | sluisde door | sluisde door | sluisde door | sluisde door | sluisde door | sluisden door | sluisden door | sluisden door | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorsluizen | zult/zal doorsluizen | zult/zal doorsluizen | zult doorsluizen | zal doorsluizen | zullen doorsluizen | zullen doorsluizen | zullen doorsluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorsluizen | zou doorsluizen | zou(dt) doorsluizen | zoudt doorsluizen | zou doorsluizen | zouden doorsluizen | zouden doorsluizen | zouden doorsluizen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorsluis | doorsluist | doorsluist | doorsluist | doorsluist | doorsluizen | doorsluizen | doorsluizen | |||
verleden (o.v.t.) | doorsluisde | doorsluisde | doorsluisde | doorsluisde | doorsluisde | doorsluisden | doorsluisden | doorsluisden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorsluizen door zal sluizen |
zult/zal doorsluizen door zult/zal sluizen |
zult/zal doorsluizen door zult/zal sluizen |
zult doorsluizen door zult sluizen |
zal doorsluizen door zal sluizen |
zullen doorsluizen door zullen sluizen |
zullen doorsluizen door zullen sluizen |
zullen doorsluizen door zullen sluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorsluizen door zou sluizen |
zou doorsluizen door zou sluizen |
zou(dt) doorsluizen door zou(dt) sluizen |
zoudt doorsluizen door zoudt sluizen |
zou doorsluizen door zou sluizen |
zouden doorsluizen door zouden sluizen |
zouden doorsluizen door zouden sluizen |
zouden doorsluizen door zouden sluizen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorgesluisd | hebt doorgesluisd | hebt/heeft doorgesluisd | hebt doorgesluisd | heeft doorgesluisd | hebben doorgesluisd | hebben doorgesluisd | hebben doorgesluisd | |||
verleden (v.v.t.) | had doorgesluisd | had doorgesluisd | had doorgesluisd | hadt doorgesluisd | had doorgesluisd | hadden doorgesluisd | hadden doorgesluisd | hadden doorgesluisd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgesluisd hebben | zal/zult doorgesluisd hebben | zult/zal doorgesluisd hebben | zult doorgesluisd hebben | zal doorgesluisd hebben | zullen doorgesluisd hebben | zullen doorgesluisd hebben | zullen doorgesluisd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgesluisd hebben | zou doorgesluisd hebben | zou/zoudt doorgesluisd hebben | zoudt doorgesluisd hebben | zou doorgesluisd hebben | zouden doorgesluisd hebben | zouden doorgesluisd hebben | zouden doorgesluisd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorgesluisd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgesluisd | er is doorgesluisd | |||||||||
verleden | er werd doorgesluisd | er was doorgesluisd | |||||||||
toekomend | er zal doorgesluisd worden | er zal doorgesluisd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorgesluisd worden | er zou doorgesluisd zijn | |||||||||
lijdende vorm doorgesluisd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorgesluisd worden | doorgesluisd te worden | ||||||||
toekomend | doorgesluisd zullen worden | doorgesluisd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgesluisd zijn | doorgesluisd te zijn | ||||||||
toekomend | doorgesluisd zullen zijn | doorgesluisd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorgesluisd | wordt doorgesluisd | wordt doorgesluisd | wordt doorgesluisd | wordt doorgesluisd | worden doorgesluisd | worden doorgesluisd | worden doorgesluisd | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorgesluisd | werd doorgesluisd | werd doorgesluisd | werdt doorgesluisd | werd doorgesluisd | werden doorgesluisd | werden doorgesluisd | werden doorgesluisd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorgesluisd worden | zult doorgesluisd worden | zult doorgesluisd worden | zult doorgesluisd worden | zal doorgesluisd worden | zullen doorgesluisd worden | zullen doorgesluisd worden | zullen doorgesluisd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorgesluisd worden | zou doorgesluisd worden | zou/zoudt doorgesluisd worden | zoudt doorgesluisd worden | zou doorgesluisd worden | zouden doorgesluisd worden | zouden doorgesluisd worden | zouden doorgesluisd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgesluisd | bent doorgesluisd | bent/is doorgesluisd | zijt doorgesluisd | is doorgesluisd | zijn doorgesluisd | zijn doorgesluisd | zijn doorgesluisd | |||
verleden (v.v.t.) | was doorgesluisd | was doorgesluisd | was doorgesluisd | waart doorgesluisd | was doorgesluisd | waren doorgesluisd | waren doorgesluisd | waren doorgesluisd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgesluisd zijn | zult doorgesluisd zijn | zult doorgesluisd zijn | zult doorgesluisd zijn | zal doorgesluisd zijn | zullen doorgesluisd zijn | zullen doorgesluisd zijn | zullen doorgesluisd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgesluisd zijn | zou doorgesluisd zijn | zou/zoudt doorgesluisd zijn | zoudt doorgesluisd zijn | zou doorgesluisd zijn | zouden doorgesluisd zijn | zouden doorgesluisd zijn | zouden doorgesluisd zijn |