• door·slui·zen

doorsluizen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorsluizen
sluisde door
doorgesluisd
zwak -d volledig
  1. iets na aannemen en weer doorgeven; vaak op een wat verborgen of geheime manier
     Het dagelijks EU-bestuur komt met plan door oplopende spanningen aan de grens van landen als Polen, Letland en Litouwen met Belarus. Duizenden asielzoekers strandden daar de afgelopen weken. De Belarussische president Aleksandr Loekasjenko zou hen op deze manier hebben willen doorsluizen naar Europa, uit wraak voor opgelegde sancties.[1]
     In de zaak staan ook drie andere mannen terecht. Zij worden verdacht van hawala-bankieren: het onderhands aannemen en doorsluizen van grote geldbedragen van Nederland naar Syrië. Het gaat daarbij om vele tienduizenden euro's.[2]



  1.   Weblink bron “Europa zet vliegtuigmaatschappijen op zwarte lijst als ze mensen smokkelen” (23-11-2021), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Cyril Rosman
    “OM: ‘Jihadist Samir A. zou om explosieven voor aanslag hebben gevraagd’” (10-12-2021), Tubantia