doolhof
- dool·hof
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doolhof | doolhoven |
verkleinwoord | doolhofje | doolhofjes |
- stelsel van paden of dwaalwegen, zodanig aangelegd dat men daarin moeilijk de weg kan vinden
- De jongen was verdwaald in het doolhof, wat natuurlijk niet zo vreemd was.
- (figuurlijk) ingewikkelde zaak
- Hij was verdwaald in het doolhof van regelgeving.
- In het Middelnederlands kon "hof" zowel mannelijk als onzijdig zijn, maar sindsdien is er geleidelijk een betekenisverschil ontstaan tussen "de hof": "tuin" en "het hof": "afgebakende grond bij een woning, vorstelijke woning, plaats voor rechtspraak". Het woord doolhof bestond al voor het uiteengroeien van de betekenissen. Het wordt vaak onzijdig gebruikt, hoewel de betekenis meer aansluit bij het mannelijke woord "hof". [3]
1. stelsel van paden of dwaalwegen, zodanig aangelegd dat men daarin moeilijk de weg kan vinden
2. ingewikkelde zaak
- Het woord doolhof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doolhof" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ doolhof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “De / het doolhof” (1 oktober 2020) op onzetaal.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be