dito
- di·to
- Leenwoord uit het Venetiaans, in de betekenis van ‘evenzo’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Afkomstig van Middelnederlands dito dat teruggaat op het Venetiaans. Doordat Venetiaanse kooplieden het vaak in opsommingen gebruikten verspreidde het zich ook naar andere landen. Hetzelfde geldt voor ditto uit het Toscaans. Het Toscaans vormde de basis voor het moderne Italiaans. Hierin is het synoniem detto, zodat oudere etymologische verklaringen vaak naar deze woorden verwijzen [2][3].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dito | dito's |
verkleinwoord | - | - |
het dito o
- een bevestiging in alle bijzonderheden
- Hij kon zijn dito daarover niet uitspreken.
stellend | |
---|---|
onverbogen | dito |
verbogen | dito |
dito
- eender, hetzelfde
- Hij had een blauwe hoed en een dito jasje aan.
- ▸ Hij knikte haar vriendelijk toe en produceerde een dito lachje.[4]
dito
- eveneens
- De toneelspelers werden kleddernat door de plotselinge regenbui en de toeschouwers dito.
- Het woord dito staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dito" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "dito" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dito op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈdiːto/
- di·to
- Van het Latijnse digitus (vinger, teen).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
dito | dita diti |
dito m
- van Venetiaans dito "gezegd"; voor het contact tussen Vlaanderen en Venetië zie "De context." in: Bruijn-van der Helm, J. de e.a. (eds.)Een koopman in Venetië (2001) Verloren, Hilversum; p. 51 e.v.
dito
- als gezegd, net zo
- Dit achtervolghende zyn de edele van Vlaenderen die daer ghevanghen waren.
(…)
Boudin Dongwies, poorter van Brugghe, schilt cnape.
Meester Jan van Hoverschelde, bailliu van Ypre, dito.
Jacop de Heere, burchmeester van den Vryen. dito.
(…)[1]
- Dit achtervolghende zyn de edele van Vlaenderen die daer ghevanghen waren.
- ↑ "17 juni 1487" in: Carton, C.L. (ed.)Het boeck van al 't gene datter geschiedt is binnen Brugghe. 1859 C. Annoot-Braeckman, Gent; p. 169/170; geraadpleegd 2017-10-10
- voltooid deelwoord van Venetiaans dir "zeggen", van Latijn dictum, vergelijk Italiaans ditto "zoals gezegd"
dito
- hetzelfde, dezelfde (verkorting gebruikt in een opsomming om herhaling te voorkomen)
dito m
- voltooid deelwoord van dir