dichthouden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dichthouden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichthouden | dicht te houden | ||||||||
toekomend | zullen dichthouden dicht zullen houden |
te zullen dichthouden dicht te zullen houden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben dichtgehouden | te hebben dichtgehouden | ||||||||
toekomend | dichtgehouden zullen hebben | dichtgehouden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dichthoudend | dichtgehouden | ev. hou dicht houd dicht |
mv. verouderd houdt dicht |
houde dicht (bijzin) dichthoude | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hou dicht houd dicht |
houdt dicht | houdt dicht | houdt dicht | houdt dicht | houden dicht | houden dicht | houden dicht | |||
verleden (o.v.t.) | hield dicht | hield dicht | hield dicht | hield dicht | hield dicht | hielden dicht | hielden dicht | hielden dicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichthouden | zult/zal dichthouden | zult/zal dichthouden | zult dichthouden | zal dichthouden | zullen dichthouden | zullen dichthouden | zullen dichthouden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichthouden | zou dichthouden | zou(dt) dichthouden | zoudt dichthouden | zou dichthouden | zouden dichthouden | zouden dichthouden | zouden dichthouden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dichthou dichthoud |
dichthoudt | dichthoudt | dichthoudt | dichthoudt | dichthouden | dichthouden | dichthouden | |||
verleden (o.v.t.) | dichthield | dichthield | dichthield | dichthield | dichthield | dichthielden | dichthielden | dichthielden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichthouden dicht zal houden |
zult/zal dichthouden dicht zult/zal houden |
zult/zal dichthouden dicht zult/zal houden |
zult dichthouden dicht zult houden |
zal dichthouden dicht zal houden |
zullen dichthouden dicht zullen houden |
zullen dichthouden dicht zullen houden |
zullen dichthouden dicht zullen houden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichthouden dicht zou houden |
zou dichthouden dicht zou houden |
zou(dt) dichthouden dicht zou(dt) houden |
zoudt dichthouden dicht zoudt houden |
zou dichthouden dicht zou houden |
zouden dichthouden dicht zouden houden |
zouden dichthouden dicht zouden houden |
zouden dichthouden dicht zouden houden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb dichtgehouden | hebt dichtgehouden | hebt/heeft dichtgehouden | hebt dichtgehouden | heeft dichtgehouden | hebben dichtgehouden | hebben dichtgehouden | hebben dichtgehouden | |||
verleden (v.v.t.) | had dichtgehouden | had dichtgehouden | had dichtgehouden | hadt dichtgehouden | had dichtgehouden | hadden dichtgehouden | hadden dichtgehouden | hadden dichtgehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgehouden hebben | zal/zult dichtgehouden hebben | zult/zal dichtgehouden hebben | zult dichtgehouden hebben | zal dichtgehouden hebben | zullen dichtgehouden hebben | zullen dichtgehouden hebben | zullen dichtgehouden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgehouden hebben | zou dichtgehouden hebben | zou/zoudt dichtgehouden hebben | zoudt dichtgehouden hebben | zou dichtgehouden hebben | zouden dichtgehouden hebben | zouden dichtgehouden hebben | zouden dichtgehouden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm dichtgehouden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt dichtgehouden | er is dichtgehouden | |||||||||
verleden | er werd dichtgehouden | er was dichtgehouden | |||||||||
toekomend | er zal dichtgehouden worden | er zal dichtgehouden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou dichtgehouden worden | er zou dichtgehouden zijn | |||||||||
lijdende vorm dichtgehouden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichtgehouden worden | dichtgehouden te worden | ||||||||
toekomend | dichtgehouden zullen worden | dichtgehouden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | dichtgehouden zijn | dichtgehouden te zijn | ||||||||
toekomend | dichtgehouden zullen zijn | dichtgehouden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word dichtgehouden | wordt dichtgehouden | wordt dichtgehouden | wordt dichtgehouden | wordt dichtgehouden | worden dichtgehouden | worden dichtgehouden | worden dichtgehouden | |||
verleden (o.v.t.) | werd dichtgehouden | werd dichtgehouden | werd dichtgehouden | werdt dichtgehouden | werd dichtgehouden | werden dichtgehouden | werden dichtgehouden | werden dichtgehouden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtgehouden worden | zult dichtgehouden worden | zult dichtgehouden worden | zult dichtgehouden worden | zal dichtgehouden worden | zullen dichtgehouden worden | zullen dichtgehouden worden | zullen dichtgehouden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtgehouden worden | zou dichtgehouden worden | zou/zoudt dichtgehouden worden | zoudt dichtgehouden worden | zou dichtgehouden worden | zouden dichtgehouden worden | zouden dichtgehouden worden | zouden dichtgehouden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben dichtgehouden | bent dichtgehouden | bent/is dichtgehouden | zijt dichtgehouden | is dichtgehouden | zijn dichtgehouden | zijn dichtgehouden | zijn dichtgehouden | |||
verleden (v.v.t.) | was dichtgehouden | was dichtgehouden | was dichtgehouden | waart dichtgehouden | was dichtgehouden | waren dichtgehouden | waren dichtgehouden | waren dichtgehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgehouden zijn | zult dichtgehouden zijn | zult dichtgehouden zijn | zult dichtgehouden zijn | zal dichtgehouden zijn | zullen dichtgehouden zijn | zullen dichtgehouden zijn | zullen dichtgehouden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgehouden zijn | zou dichtgehouden zijn | zou/zoudt dichtgehouden zijn | zoudt dichtgehouden zijn | zou dichtgehouden zijn | zouden dichtgehouden zijn | zouden dichtgehouden zijn | zouden dichtgehouden zijn |