• de·mis·si·o·nair
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aftredend’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • afgeleid van het Franse démissionnaire of van missie met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -air [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen demissionair demissionairder demissionairst
verbogen demissionaire demissionairdere demissionairste
partitief demissionairs demissionairders -

demissionair [3] [4]

  1. (politiek) formeel ontslag genomen hebbend, maar nog even aanblijvend om de lopende zaken af te handelen
    • Een demissionair kabinet. 
    • Het begrip 'missionair kabinet' was een potsierlijke verbale uitglijder van de minister-president tijdens een lang betoog in de Tweede Kamer. Zelfs de oppositie gebruikte bij monde van fractievoorzitter Paul Rosenmöller van GroenLinks deze lachwekkende kwalificatie. Demissionair gaat terug op het Latijnse demissio, dat precies dezelfde betekenis heeft als missio. 'wegzending' of 'ontslag'. De oud-Romeinse term voor eervol ontslag is dan ook missio honesta. Op zichzelf zou een naar huis gestuurde ministersploeg dus evengoed missionair kabinet kunnen heten. Anders dan bij woorden als decentraliseren, demobiliseren en demonteren geeft het voorvoegsel de- namelijk geen ontkenning van 'missionair' aan.Het woord 'missionair' heeft in onze taal uitsluitend betrekking op de tweede betekenis van missio: 'uitzending', gespecificeerd als 'missie' (zending). Van Dale geeft als enige betekenis van 'missionair': 'in de zending werkzaam'.Paars II is niet langer demissionair. Maar daarom is het nog niet missionair en zal dat ook nooit worden; daarvoor is het teveel gedeconfessionaliseerd. [5] 
96 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[6]