degusteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van degusteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | degusteren | te degusteren | ||||||||
toekomend | zullen degusteren | te zullen degusteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedegusteerd | te hebben gedegusteerd | ||||||||
toekomend | gedegusteerd zullen hebben | gedegusteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
degusterend | gedegusteerd | ev. degusteer |
mv. verouderd degusteert |
degustere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | degusteer | degusteert | degusteert | degusteert | degusteert | degusteren | degusteren | degusteren | |||
verleden (o.v.t.) | degusteerde | degusteerde | degusteerde | degusteerde | degusteerde | degusteerden | degusteerden | degusteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal degusteren | zult/zal degusteren | zult/zal degusteren | zult degusteren | zal degusteren | zullen degusteren | zullen degusteren | zullen degusteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou degusteren | zou degusteren | zou(dt) degusteren | zoudt degusteren | zou degusteren | zouden degusteren | zouden degusteren | zouden degusteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedegusteerd | hebt gedegusteerd | hebt/heeft gedegusteerd | hebt gedegusteerd | heeft gedegusteerd | hebben gedegusteerd | hebben gedegusteerd | hebben gedegusteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedegusteerd | had gedegusteerd | had gedegusteerd | hadt gedegusteerd | had gedegusteerd | hadden gedegusteerd | hadden gedegusteerd | hadden gedegusteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedegusteerd hebben | zal/zult gedegusteerd hebben | zult/zal gedegusteerd hebben | zult gedegusteerd hebben | zal gedegusteerd hebben | zullen gedegusteerd hebben | zullen gedegusteerd hebben | zullen gedegusteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedegusteerd hebben | zou gedegusteerd hebben | zou/zoudt gedegusteerd hebben | zoudt gedegusteerd hebben | zou gedegusteerd hebben | zouden gedegusteerd hebben | zouden gedegusteerd hebben | zouden gedegusteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedegusteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedegusteerd | er is gedegusteerd | |||||||||
verleden | er werd gedegusteerd | er was gedegusteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedegusteerd worden | er zal gedegusteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedegusteerd worden | er zou gedegusteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedegusteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedegusteerd worden | gedegusteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedegusteerd zullen worden | gedegusteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedegusteerd zijn | gedegusteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedegusteerd zullen zijn | gedegusteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedegusteerd | wordt gedegusteerd | wordt gedegusteerd | wordt gedegusteerd | wordt gedegusteerd | worden gedegusteerd | worden gedegusteerd | worden gedegusteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedegusteerd | werd gedegusteerd | werd gedegusteerd | werdt gedegusteerd | werd gedegusteerd | werden gedegusteerd | werden gedegusteerd | werden gedegusteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedegusteerd worden | zult gedegusteerd worden | zult gedegusteerd worden | zult gedegusteerd worden | zal gedegusteerd worden | zullen gedegusteerd worden | zullen gedegusteerd worden | zullen gedegusteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedegusteerd worden | zou gedegusteerd worden | zou/zoudt gedegusteerd worden | zoudt gedegusteerd worden | zou gedegusteerd worden | zouden gedegusteerd worden | zouden gedegusteerd worden | zouden gedegusteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedegusteerd | bent gedegusteerd | bent/is gedegusteerd | zijt gedegusteerd | is gedegusteerd | zijn gedegusteerd | zijn gedegusteerd | zijn gedegusteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedegusteerd | was gedegusteerd | was gedegusteerd | waart gedegusteerd | was gedegusteerd | waren gedegusteerd | waren gedegusteerd | waren gedegusteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedegusteerd zijn | zult gedegusteerd zijn | zult gedegusteerd zijn | zult gedegusteerd zijn | zal gedegusteerd zijn | zullen gedegusteerd zijn | zullen gedegusteerd zijn | zullen gedegusteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedegusteerd zijn | zou gedegusteerd zijn | zou/zoudt gedegusteerd zijn | zoudt gedegusteerd zijn | zou gedegusteerd zijn | zouden gedegusteerd zijn | zouden gedegusteerd zijn | zouden gedegusteerd zijn |