decomprimeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van decomprimeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | decomprimeren | te decomprimeren | ||||||||
toekomend | zullen decomprimeren | te zullen decomprimeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedecomprimeerd | te hebben gedecomprimeerd | ||||||||
toekomend | gedecomprimeerd zullen hebben | gedecomprimeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
decomprimerend | gedecomprimeerd | ev. decomprimeer |
mv. verouderd decomprimeert |
decomprimere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | decomprimeer | decomprimeert | decomprimeert | decomprimeert | decomprimeert | decomprimeren | decomprimeren | decomprimeren | |||
verleden (o.v.t.) | decomprimeerde | decomprimeerde | decomprimeerde | decomprimeerde | decomprimeerde | decomprimeerden | decomprimeerden | decomprimeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal decomprimeren | zult/zal decomprimeren | zult/zal decomprimeren | zult decomprimeren | zal decomprimeren | zullen decomprimeren | zullen decomprimeren | zullen decomprimeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou decomprimeren | zou decomprimeren | zou(dt) decomprimeren | zoudt decomprimeren | zou decomprimeren | zouden decomprimeren | zouden decomprimeren | zouden decomprimeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedecomprimeerd | hebt gedecomprimeerd | hebt/heeft gedecomprimeerd | hebt gedecomprimeerd | heeft gedecomprimeerd | hebben gedecomprimeerd | hebben gedecomprimeerd | hebben gedecomprimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedecomprimeerd | had gedecomprimeerd | had gedecomprimeerd | hadt gedecomprimeerd | had gedecomprimeerd | hadden gedecomprimeerd | hadden gedecomprimeerd | hadden gedecomprimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecomprimeerd hebben | zal/zult gedecomprimeerd hebben | zult/zal gedecomprimeerd hebben | zult gedecomprimeerd hebben | zal gedecomprimeerd hebben | zullen gedecomprimeerd hebben | zullen gedecomprimeerd hebben | zullen gedecomprimeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecomprimeerd hebben | zou gedecomprimeerd hebben | zou/zoudt gedecomprimeerd hebben | zoudt gedecomprimeerd hebben | zou gedecomprimeerd hebben | zouden gedecomprimeerd hebben | zouden gedecomprimeerd hebben | zouden gedecomprimeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedecomprimeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedecomprimeerd | er is gedecomprimeerd | |||||||||
verleden | er werd gedecomprimeerd | er was gedecomprimeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedecomprimeerd worden | er zal gedecomprimeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedecomprimeerd worden | er zou gedecomprimeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedecomprimeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedecomprimeerd worden | gedecomprimeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedecomprimeerd zullen worden | gedecomprimeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedecomprimeerd zijn | gedecomprimeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedecomprimeerd zullen zijn | gedecomprimeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedecomprimeerd | wordt gedecomprimeerd | wordt gedecomprimeerd | wordt gedecomprimeerd | wordt gedecomprimeerd | worden gedecomprimeerd | worden gedecomprimeerd | worden gedecomprimeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedecomprimeerd | werd gedecomprimeerd | werd gedecomprimeerd | werdt gedecomprimeerd | werd gedecomprimeerd | werden gedecomprimeerd | werden gedecomprimeerd | werden gedecomprimeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedecomprimeerd worden | zult gedecomprimeerd worden | zult gedecomprimeerd worden | zult gedecomprimeerd worden | zal gedecomprimeerd worden | zullen gedecomprimeerd worden | zullen gedecomprimeerd worden | zullen gedecomprimeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedecomprimeerd worden | zou gedecomprimeerd worden | zou/zoudt gedecomprimeerd worden | zoudt gedecomprimeerd worden | zou gedecomprimeerd worden | zouden gedecomprimeerd worden | zouden gedecomprimeerd worden | zouden gedecomprimeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedecomprimeerd | bent gedecomprimeerd | bent/is gedecomprimeerd | zijt gedecomprimeerd | is gedecomprimeerd | zijn gedecomprimeerd | zijn gedecomprimeerd | zijn gedecomprimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedecomprimeerd | was gedecomprimeerd | was gedecomprimeerd | waart gedecomprimeerd | was gedecomprimeerd | waren gedecomprimeerd | waren gedecomprimeerd | waren gedecomprimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecomprimeerd zijn | zult gedecomprimeerd zijn | zult gedecomprimeerd zijn | zult gedecomprimeerd zijn | zal gedecomprimeerd zijn | zullen gedecomprimeerd zijn | zullen gedecomprimeerd zijn | zullen gedecomprimeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecomprimeerd zijn | zou gedecomprimeerd zijn | zou/zoudt gedecomprimeerd zijn | zoudt gedecomprimeerd zijn | zou gedecomprimeerd zijn | zouden gedecomprimeerd zijn | zouden gedecomprimeerd zijn | zouden gedecomprimeerd zijn |