debiteren
- de·bi·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘als debet boeken’ voor het eerst aangetroffen in 1718 [1]
- afgeleid van het Franse débiter (met het voorvoegsel de-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
debiteren |
debiteerde |
gedebiteerd |
zwak -d | volledig |
debiteren
- overgankelijk (boekhouding) als vordering (debet) boeken
- overgankelijk vertellen, opdissen, ten beste geven
1. als vordering boeken
- Het woord debiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "debiteren" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "debiteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ debiteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be