Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bi·tant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord debitant debitanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de debitantm

  1. (beroep) iemand die debiteert (o.a. slijter van alcoholica en verkoper van loten in een loterij)

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be