dagdagelijks
- dag·da·ge·lijks
- Het woord is een leenvertaling van het Duitse tagtäglich.
stellend | |
---|---|
onverbogen | dagdagelijks |
verbogen | dagdagelijkse |
partitief | dagdagelijks |
dagdagelijks
- (België) iedere dag voorkomend
- De dagdagelijkse beslommeringen begonnen hem te irriteren.
dagdagelijks
- (België) iedere dag
- Hij leest dagdagelijks de krant.
1. iedere dag
- Het woord dagdagelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagdagelijks" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be