dagelijks
- da·ge·lijks
- In de betekenis van ‘iedere dag’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afgeleid van dag met het achtervoegsel -lijks met het invoegsel -e- [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | dagelijks |
verbogen | dagelijkse |
partitief | dagelijks |
dagelijks
- iedere dag voorkomend of benodigd
- Hoe moeten we anders ons dagelijks brood verdienen?
- ▸ De trail zou 700 kilometer dwars over het High Sierra gebergte gaan, met dagelijkse beklimmingen over passen van meer dan 4000 meter hoog.[3]
- ▸ Meer bescherming op de fiets is hard nodig, zegt David Baden. Als arts op de spoedeisende hulp van het Diakonessenhuis in Utrecht ziet hij dagelijks fietsers die een ongeluk hebben gehad.[4]
- gewoon, alledaags
dagelijks
- iedere dag
- Hij leest dagelijks de krant.
- als het dag is, bij dag
- We worden dagelijks en nachtelijks bestookt met woorden, zelfs in de blauwe lucht. [5]
- [1] dagdagelijks
- [2] overdag
- Het woord dagelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagelijks" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "dagelijks" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dagelijks op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron
Noor de Kort“Nederlanders willen geen fietshelm, maar dat gaat misschien veranderen” (16 april 2025), NOS - ↑ Veering, J.Spelenderwijs (zuiver) Nederlands. (1959) H.J.W. Becht's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam; p. 44; geraadpleegd 2017-02-24
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be