wekelijks
- Geluid: wekelijks (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwekələks / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈʋe.kə.ləks/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞e.kə.ləks/
- (Limburg): /ˈwe.kə.lɪks/
- we·ke·lijks
stellend | |
---|---|
onverbogen | wekelijks |
verbogen | wekelijkse |
partitief | wekelijks |
- eenmaal per week, elke week terugkerend
- Dit is de wekelijkse markt.
wekelijks
- eenmaal per week, elke week terugkerend
- ▸ Behalve Guthook raadpleegde ik ook af en toe het Water Report, een door vrijwilligers wekelijks bijgewerkt pdf-bestand dat de actuele waterstand aangeeft.[4]
1. elke week
wekelijks
- eenmaal per week, elke week
- De kaasboer komt hier wekelijks langs.
- Het woord wekelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wekelijks" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ wekelijks op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be