criminaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van criminaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | criminaliseren | te criminaliseren | ||||||||
toekomend | zullen criminaliseren | te zullen criminaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecriminaliseerd | te hebben gecriminaliseerd | ||||||||
toekomend | gecriminaliseerd zullen hebben | gecriminaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
criminaliserend | gecriminaliseerd | ev. criminaliseer |
mv. verouderd criminaliseert |
criminalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | criminaliseer | criminaliseert | criminaliseert | criminaliseert | criminaliseert | criminaliseren | criminaliseren | criminaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | criminaliseerde | criminaliseerde | criminaliseerde | criminaliseerde | criminaliseerde | criminaliseerden | criminaliseerden | criminaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal criminaliseren | zult/zal criminaliseren | zult/zal criminaliseren | zult criminaliseren | zal criminaliseren | zullen criminaliseren | zullen criminaliseren | zullen criminaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou criminaliseren | zou criminaliseren | zou(dt) criminaliseren | zoudt criminaliseren | zou criminaliseren | zouden criminaliseren | zouden criminaliseren | zouden criminaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecriminaliseerd | hebt gecriminaliseerd | hebt/heeft gecriminaliseerd | hebt gecriminaliseerd | heeft gecriminaliseerd | hebben gecriminaliseerd | hebben gecriminaliseerd | hebben gecriminaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecriminaliseerd | had gecriminaliseerd | had gecriminaliseerd | hadt gecriminaliseerd | had gecriminaliseerd | hadden gecriminaliseerd | hadden gecriminaliseerd | hadden gecriminaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecriminaliseerd hebben | zal/zult gecriminaliseerd hebben | zult/zal gecriminaliseerd hebben | zult gecriminaliseerd hebben | zal gecriminaliseerd hebben | zullen gecriminaliseerd hebben | zullen gecriminaliseerd hebben | zullen gecriminaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecriminaliseerd hebben | zou gecriminaliseerd hebben | zou/zoudt gecriminaliseerd hebben | zoudt gecriminaliseerd hebben | zou gecriminaliseerd hebben | zouden gecriminaliseerd hebben | zouden gecriminaliseerd hebben | zouden gecriminaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecriminaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecriminaliseerd | er is gecriminaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gecriminaliseerd | er was gecriminaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gecriminaliseerd worden | er zal gecriminaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecriminaliseerd worden | er zou gecriminaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecriminaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecriminaliseerd worden | gecriminaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gecriminaliseerd zullen worden | gecriminaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecriminaliseerd zijn | gecriminaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecriminaliseerd zullen zijn | gecriminaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecriminaliseerd | wordt gecriminaliseerd | wordt gecriminaliseerd | wordt gecriminaliseerd | wordt gecriminaliseerd | worden gecriminaliseerd | worden gecriminaliseerd | worden gecriminaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecriminaliseerd | werd gecriminaliseerd | werd gecriminaliseerd | werdt gecriminaliseerd | werd gecriminaliseerd | werden gecriminaliseerd | werden gecriminaliseerd | werden gecriminaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecriminaliseerd worden | zult gecriminaliseerd worden | zult gecriminaliseerd worden | zult gecriminaliseerd worden | zal gecriminaliseerd worden | zullen gecriminaliseerd worden | zullen gecriminaliseerd worden | zullen gecriminaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecriminaliseerd worden | zou gecriminaliseerd worden | zou/zoudt gecriminaliseerd worden | zoudt gecriminaliseerd worden | zou gecriminaliseerd worden | zouden gecriminaliseerd worden | zouden gecriminaliseerd worden | zouden gecriminaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecriminaliseerd | bent gecriminaliseerd | bent/is gecriminaliseerd | zijt gecriminaliseerd | is gecriminaliseerd | zijn gecriminaliseerd | zijn gecriminaliseerd | zijn gecriminaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecriminaliseerd | was gecriminaliseerd | was gecriminaliseerd | waart gecriminaliseerd | was gecriminaliseerd | waren gecriminaliseerd | waren gecriminaliseerd | waren gecriminaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecriminaliseerd zijn | zult gecriminaliseerd zijn | zult gecriminaliseerd zijn | zult gecriminaliseerd zijn | zal gecriminaliseerd zijn | zullen gecriminaliseerd zijn | zullen gecriminaliseerd zijn | zullen gecriminaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecriminaliseerd zijn | zou gecriminaliseerd zijn | zou/zoudt gecriminaliseerd zijn | zoudt gecriminaliseerd zijn | zou gecriminaliseerd zijn | zouden gecriminaliseerd zijn | zouden gecriminaliseerd zijn | zouden gecriminaliseerd zijn |