creëren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van creëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | creëren | te creëren | ||||||||
toekomend | zullen creëren | te zullen creëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecreëerd | te hebben gecreëerd | ||||||||
toekomend | gecreëerd zullen hebben | gecreëerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
creërend | gecreëerd | ev. creëer |
mv. verouderd creëert |
creëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | creëer | creëert | creëert | creëert | creëert | creëren | creëren | creëren | |||
verleden (o.v.t.) | creëerde | creëerde | creëerde | creëerde | creëerde | creëerden | creëerden | creëerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal creëren | zult/zal creëren | zult/zal creëren | zult creëren | zal creëren | zullen creëren | zullen creëren | zullen creëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou creëren | zou creëren | zou(dt) creëren | zoudt creëren | zou creëren | zouden creëren | zouden creëren | zouden creëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecreëerd | hebt gecreëerd | hebt/heeft gecreëerd | hebt gecreëerd | heeft gecreëerd | hebben gecreëerd | hebben gecreëerd | hebben gecreëerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecreëerd | had gecreëerd | had gecreëerd | hadt gecreëerd | had gecreëerd | hadden gecreëerd | hadden gecreëerd | hadden gecreëerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecreëerd hebben | zal/zult gecreëerd hebben | zult/zal gecreëerd hebben | zult gecreëerd hebben | zal gecreëerd hebben | zullen gecreëerd hebben | zullen gecreëerd hebben | zullen gecreëerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecreëerd hebben | zou gecreëerd hebben | zou/zoudt gecreëerd hebben | zoudt gecreëerd hebben | zou gecreëerd hebben | zouden gecreëerd hebben | zouden gecreëerd hebben | zouden gecreëerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecreëerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecreëerd | er is gecreëerd | |||||||||
verleden | er werd gecreëerd | er was gecreëerd | |||||||||
toekomend | er zal gecreëerd worden | er zal gecreëerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecreëerd worden | er zou gecreëerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecreëerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecreëerd worden | gecreëerd te worden | ||||||||
toekomend | gecreëerd zullen worden | gecreëerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecreëerd zijn | gecreëerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecreëerd zullen zijn | gecreëerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecreëerd | wordt gecreëerd | wordt gecreëerd | wordt gecreëerd | wordt gecreëerd | worden gecreëerd | worden gecreëerd | worden gecreëerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecreëerd | werd gecreëerd | werd gecreëerd | werdt gecreëerd | werd gecreëerd | werden gecreëerd | werden gecreëerd | werden gecreëerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecreëerd worden | zult gecreëerd worden | zult gecreëerd worden | zult gecreëerd worden | zal gecreëerd worden | zullen gecreëerd worden | zullen gecreëerd worden | zullen gecreëerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecreëerd worden | zou gecreëerd worden | zou/zoudt gecreëerd worden | zoudt gecreëerd worden | zou gecreëerd worden | zouden gecreëerd worden | zouden gecreëerd worden | zouden gecreëerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecreëerd | bent gecreëerd | bent/is gecreëerd | zijt gecreëerd | is gecreëerd | zijn gecreëerd | zijn gecreëerd | zijn gecreëerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecreëerd | was gecreëerd | was gecreëerd | waart gecreëerd | was gecreëerd | waren gecreëerd | waren gecreëerd | waren gecreëerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecreëerd zijn | zult gecreëerd zijn | zult gecreëerd zijn | zult gecreëerd zijn | zal gecreëerd zijn | zullen gecreëerd zijn | zullen gecreëerd zijn | zullen gecreëerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecreëerd zijn | zou gecreëerd zijn | zou/zoudt gecreëerd zijn | zoudt gecreëerd zijn | zou gecreëerd zijn | zouden gecreëerd zijn | zouden gecreëerd zijn | zouden gecreëerd zijn |