• con·sig·ne
  • Leenwoord uit Frans consigne, in de betekenis van ‘wachtwoord, opdracht’ voor het eerst aangetroffen in 1847. [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord consigne consignes
verkleinwoord - -

het consigneo

  1. opdracht tot een maatregel van orde
  2. wachtwoord
77 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]


  • con·signe

consigne v

  1. (militair) order
  2. aanwijzing, instructie
  3. mv gebruiksaanwijzing, handleiding
  4. (transport) bagagebewaring, plek met kluizen voor bagage
  5. (militair) (informeel) vaste vriendin (met wie de militair een relatie heeft)
  6. statiegeld
  7. standaardwaarde, afgestelde temperatuur van de radiator


vervoeging van
consignar

consigne

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van consignar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van consignar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van consignar