consenteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van consenteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | consenteren | te consenteren | ||||||||
toekomend | zullen consenteren | te zullen consenteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconsenteerd | te hebben geconsenteerd | ||||||||
toekomend | geconsenteerd zullen hebben | geconsenteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
consenterend | geconsenteerd | ev. consenteer |
mv. verouderd consenteert |
consentere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | consenteer | consenteert | consenteert | consenteert | consenteert | consenteren | consenteren | consenteren | |||
verleden (o.v.t.) | consenteerde | consenteerde | consenteerde | consenteerde | consenteerde | consenteerden | consenteerden | consenteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal consenteren | zult/zal consenteren | zult/zal consenteren | zult consenteren | zal consenteren | zullen consenteren | zullen consenteren | zullen consenteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou consenteren | zou consenteren | zou(dt) consenteren | zoudt consenteren | zou consenteren | zouden consenteren | zouden consenteren | zouden consenteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconsenteerd | hebt geconsenteerd | hebt/heeft geconsenteerd | hebt geconsenteerd | heeft geconsenteerd | hebben geconsenteerd | hebben geconsenteerd | hebben geconsenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconsenteerd | had geconsenteerd | had geconsenteerd | hadt geconsenteerd | had geconsenteerd | hadden geconsenteerd | hadden geconsenteerd | hadden geconsenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsenteerd hebben | zal/zult geconsenteerd hebben | zult/zal geconsenteerd hebben | zult geconsenteerd hebben | zal geconsenteerd hebben | zullen geconsenteerd hebben | zullen geconsenteerd hebben | zullen geconsenteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsenteerd hebben | zou geconsenteerd hebben | zou/zoudt geconsenteerd hebben | zoudt geconsenteerd hebben | zou geconsenteerd hebben | zouden geconsenteerd hebben | zouden geconsenteerd hebben | zouden geconsenteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconsenteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconsenteerd | er is geconsenteerd | |||||||||
verleden | er werd geconsenteerd | er was geconsenteerd | |||||||||
toekomend | er zal geconsenteerd worden | er zal geconsenteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconsenteerd worden | er zou geconsenteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconsenteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconsenteerd worden | geconsenteerd te worden | ||||||||
toekomend | geconsenteerd zullen worden | geconsenteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconsenteerd zijn | geconsenteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconsenteerd zullen zijn | geconsenteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconsenteerd | wordt geconsenteerd | wordt geconsenteerd | wordt geconsenteerd | wordt geconsenteerd | worden geconsenteerd | worden geconsenteerd | worden geconsenteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconsenteerd | werd geconsenteerd | werd geconsenteerd | werdt geconsenteerd | werd geconsenteerd | werden geconsenteerd | werden geconsenteerd | werden geconsenteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconsenteerd worden | zult geconsenteerd worden | zult geconsenteerd worden | zult geconsenteerd worden | zal geconsenteerd worden | zullen geconsenteerd worden | zullen geconsenteerd worden | zullen geconsenteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconsenteerd worden | zou geconsenteerd worden | zou/zoudt geconsenteerd worden | zoudt geconsenteerd worden | zou geconsenteerd worden | zouden geconsenteerd worden | zouden geconsenteerd worden | zouden geconsenteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geconsenteerd | bent geconsenteerd | bent/is geconsenteerd | zijt geconsenteerd | is geconsenteerd | zijn geconsenteerd | zijn geconsenteerd | zijn geconsenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geconsenteerd | was geconsenteerd | was geconsenteerd | waart geconsenteerd | was geconsenteerd | waren geconsenteerd | waren geconsenteerd | waren geconsenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsenteerd zijn | zult geconsenteerd zijn | zult geconsenteerd zijn | zult geconsenteerd zijn | zal geconsenteerd zijn | zullen geconsenteerd zijn | zullen geconsenteerd zijn | zullen geconsenteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsenteerd zijn | zou geconsenteerd zijn | zou/zoudt geconsenteerd zijn | zoudt geconsenteerd zijn | zou geconsenteerd zijn | zouden geconsenteerd zijn | zouden geconsenteerd zijn | zouden geconsenteerd zijn |