conflict
- con·flict
- Van Latijn conflicteren. In de betekenis van ‘onenigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conflict | conflicten |
verkleinwoord | conflictje | conflictjes |
het conflict o
- meningsverschil, botsing tussen partijen die onverzoenlijke doelstellingen nastreven
- onverenigbaarheid (vgl. bewerkingsconflict)
|
|
1.
- Het woord conflict staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conflict" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conflict" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conflict op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid:
- (zelfstandig naamwoord) conflict (VS) (hulp, bestand)
- (werkwoord) conflict (VS) (hulp, bestand)
- Van Latijn conflictus.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
conflict | conflicts |
conflict
- conflict, geschil, strijd, twist
- «A serious conflict.»
- Een ernstig conflict.
- «A serious conflict.»
- onverenigbaarheid
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to conflict |
he/she/it | conflicts |
verleden tijd | conflicted |
voltooid deelwoord |
conflicted |
onvoltooid deelwoord |
conflicting |
gebiedende wijs | conflict |
conflict
- onovergankelijk conflicteren, onverenigbaar zijn