• con·flic·te·ren

conflicteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
conflicteren
conflicteerde
geconflicteerd
zwak -d volledig
  1. strijden, botsen, niet samen kunnen gaan
    • Finlands hoogste punt ligt op een helling, vlak onder een bergtop. Die top (Halti, 1.331 meter hoog) ligt in Noorwegen, 30 meter verderop. Een raar foutje van de achttiende-eeuwse kaartenmakers, vindt Bjørn Geirr Harsson, gepensioneerd geofysicus van de Noorse Landmeetkundige Dienst. Hoe leuk zou het zijn, om die bergtop aan Finland cadeau te geven, zodat Finlands hoogste punt een piek is? Noorwegen heeft bergen genoeg, en Finland viert dit jaar zijn 100-jarige onafhankelijkheid van Rusland. De grens een pietsie opschuiven - dat was alles. Ruim 17.000 mensen steunden zijn idee via een Facebookpagina; de burgemeester van de Noord-Noorse gemeente stuurde een voorstel naar Oslo. Eind 2016 kwam het teleurstellende antwoord. Nei da, Noorwegen gaat de grens niet verleggen. Dat zou conflicteren met Artikel 1 van de Grondwet, dat stelt dat Noorwegen ‘ondeelbaar en onoverdraagbaar’ is.[1]  
    • In het document staat wat de autolobbyist op 11 januari te horen kreeg van de ambtenaar, namelijk tot welke compromissen de Commissie bereid is. Die standpunten conflicteren met de officiële standpunten die de Commissie toen uitdroeg. Het gaat onder meer over toegestane foutmarge van de tests en de positie van lidstaat Spanje. [2] 
  1. NRC Nienke Beintema 31 januari 2017
  2. NRC Carola Houtekamer 17 maart 2016