• con·di·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorwaarde, toestand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1281 [1]
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichamelijke gesteldheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1898 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord conditie condities
verkleinwoord

de conditiev

  1. (medisch) (fysieke) gezondheidstoestand
    • Het komt niet alleen aan op je lichamelijke conditie, geestelijk is het ook erg belastend. 
    • Ik ben bezig mijn conditie op te vijzelen. 
     Mijn fysieke conditie was gehard in de woestijn en mijn onzekerheid was inmiddels ook weg na de mentale crisis in de bergen.[2]
  2. (bij uitbreiding) staat, toestand van iets in het algemeen
    • De kunstwerken verkeren in slechte conditie. 
  3. (juridisch) voorwaarde
    • In de overeenkomst staat onder welke condities de koop plaatsvindt. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]