beding
- be·ding
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beding | bedingen |
verkleinwoord |
- een bij onderhandeling overeengekomen voorwaarde
- Onder geen beding komt hij hier weer in huis.
vervoeging van |
---|
bedingen |
beding
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedingen
- Ik beding.
- gebiedende wijs van bedingen
- Beding!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedingen
- Beding je?
- Het woord beding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beding" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.