voorbeding
- Geluid: voorbeding (hulp, bestand)
- voor·be·ding
- samenstelling van voor en beding [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbeding | voorbedingen |
verkleinwoord | - | - |
het voorbeding o
vervoeging van |
---|
voorbedingen |
voorbeding
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbedingen
- ... dat ik voorbeding.
- Het woord voorbeding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.