compromitteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van compromitteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | compromitteren | te compromitteren | ||||||||
toekomend | zullen compromitteren | te zullen compromitteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecompromitteerd | te hebben gecompromitteerd | ||||||||
toekomend | gecompromitteerd zullen hebben | gecompromitteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
compromitterend | gecompromitteerd | ev. compromitteer |
mv. verouderd compromitteert |
compromittere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | compromitteer | compromitteert | compromitteert | compromitteert | compromitteert | compromitteren | compromitteren | compromitteren | |||
verleden (o.v.t.) | compromitteerde | compromitteerde | compromitteerde | compromitteerde | compromitteerde | compromitteerden | compromitteerden | compromitteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal compromitteren | zult/zal compromitteren | zult/zal compromitteren | zult compromitteren | zal compromitteren | zullen compromitteren | zullen compromitteren | zullen compromitteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou compromitteren | zou compromitteren | zou(dt) compromitteren | zoudt compromitteren | zou compromitteren | zouden compromitteren | zouden compromitteren | zouden compromitteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecompromitteerd | hebt gecompromitteerd | hebt/heeft gecompromitteerd | hebt gecompromitteerd | heeft gecompromitteerd | hebben gecompromitteerd | hebben gecompromitteerd | hebben gecompromitteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecompromitteerd | had gecompromitteerd | had gecompromitteerd | hadt gecompromitteerd | had gecompromitteerd | hadden gecompromitteerd | hadden gecompromitteerd | hadden gecompromitteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecompromitteerd hebben | zal/zult gecompromitteerd hebben | zult/zal gecompromitteerd hebben | zult gecompromitteerd hebben | zal gecompromitteerd hebben | zullen gecompromitteerd hebben | zullen gecompromitteerd hebben | zullen gecompromitteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecompromitteerd hebben | zou gecompromitteerd hebben | zou/zoudt gecompromitteerd hebben | zoudt gecompromitteerd hebben | zou gecompromitteerd hebben | zouden gecompromitteerd hebben | zouden gecompromitteerd hebben | zouden gecompromitteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecompromitteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecompromitteerd | er is gecompromitteerd | |||||||||
verleden | er werd gecompromitteerd | er was gecompromitteerd | |||||||||
toekomend | er zal gecompromitteerd worden | er zal gecompromitteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecompromitteerd worden | er zou gecompromitteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecompromitteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecompromitteerd worden | gecompromitteerd te worden | ||||||||
toekomend | gecompromitteerd zullen worden | gecompromitteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecompromitteerd zijn | gecompromitteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecompromitteerd zullen zijn | gecompromitteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecompromitteerd | wordt gecompromitteerd | wordt gecompromitteerd | wordt gecompromitteerd | wordt gecompromitteerd | worden gecompromitteerd | worden gecompromitteerd | worden gecompromitteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecompromitteerd | werd gecompromitteerd | werd gecompromitteerd | werdt gecompromitteerd | werd gecompromitteerd | werden gecompromitteerd | werden gecompromitteerd | werden gecompromitteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecompromitteerd worden | zult gecompromitteerd worden | zult gecompromitteerd worden | zult gecompromitteerd worden | zal gecompromitteerd worden | zullen gecompromitteerd worden | zullen gecompromitteerd worden | zullen gecompromitteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecompromitteerd worden | zou gecompromitteerd worden | zou/zoudt gecompromitteerd worden | zoudt gecompromitteerd worden | zou gecompromitteerd worden | zouden gecompromitteerd worden | zouden gecompromitteerd worden | zouden gecompromitteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecompromitteerd | bent gecompromitteerd | bent/is gecompromitteerd | zijt gecompromitteerd | is gecompromitteerd | zijn gecompromitteerd | zijn gecompromitteerd | zijn gecompromitteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecompromitteerd | was gecompromitteerd | was gecompromitteerd | waart gecompromitteerd | was gecompromitteerd | waren gecompromitteerd | waren gecompromitteerd | waren gecompromitteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecompromitteerd zijn | zult gecompromitteerd zijn | zult gecompromitteerd zijn | zult gecompromitteerd zijn | zal gecompromitteerd zijn | zullen gecompromitteerd zijn | zullen gecompromitteerd zijn | zullen gecompromitteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecompromitteerd zijn | zou gecompromitteerd zijn | zou/zoudt gecompromitteerd zijn | zoudt gecompromitteerd zijn | zou gecompromitteerd zijn | zouden gecompromitteerd zijn | zouden gecompromitteerd zijn | zouden gecompromitteerd zijn |