compenseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van compenseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | compenseren | te compenseren | ||||||||
toekomend | zullen compenseren | te zullen compenseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecompenseerd | te hebben gecompenseerd | ||||||||
toekomend | gecompenseerd zullen hebben | gecompenseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
compenserend | gecompenseerd | ev. compenseer |
mv. verouderd compenseert |
compensere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | compenseer | compenseert | compenseert | compenseert | compenseert | compenseren | compenseren | compenseren | |||
verleden (o.v.t.) | compenseerde | compenseerde | compenseerde | compenseerde | compenseerde | compenseerden | compenseerden | compenseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal compenseren | zult/zal compenseren | zult/zal compenseren | zult compenseren | zal compenseren | zullen compenseren | zullen compenseren | zullen compenseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou compenseren | zou compenseren | zou(dt) compenseren | zoudt compenseren | zou compenseren | zouden compenseren | zouden compenseren | zouden compenseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecompenseerd | hebt gecompenseerd | hebt/heeft gecompenseerd | hebt gecompenseerd | heeft gecompenseerd | hebben gecompenseerd | hebben gecompenseerd | hebben gecompenseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecompenseerd | had gecompenseerd | had gecompenseerd | hadt gecompenseerd | had gecompenseerd | hadden gecompenseerd | hadden gecompenseerd | hadden gecompenseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecompenseerd hebben | zal/zult gecompenseerd hebben | zult/zal gecompenseerd hebben | zult gecompenseerd hebben | zal gecompenseerd hebben | zullen gecompenseerd hebben | zullen gecompenseerd hebben | zullen gecompenseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecompenseerd hebben | zou gecompenseerd hebben | zou/zoudt gecompenseerd hebben | zoudt gecompenseerd hebben | zou gecompenseerd hebben | zouden gecompenseerd hebben | zouden gecompenseerd hebben | zouden gecompenseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecompenseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecompenseerd | er is gecompenseerd | |||||||||
verleden | er werd gecompenseerd | er was gecompenseerd | |||||||||
toekomend | er zal gecompenseerd worden | er zal gecompenseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecompenseerd worden | er zou gecompenseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecompenseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecompenseerd worden | gecompenseerd te worden | ||||||||
toekomend | gecompenseerd zullen worden | gecompenseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecompenseerd zijn | gecompenseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecompenseerd zullen zijn | gecompenseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecompenseerd | wordt gecompenseerd | wordt gecompenseerd | wordt gecompenseerd | wordt gecompenseerd | worden gecompenseerd | worden gecompenseerd | worden gecompenseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecompenseerd | werd gecompenseerd | werd gecompenseerd | werdt gecompenseerd | werd gecompenseerd | werden gecompenseerd | werden gecompenseerd | werden gecompenseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecompenseerd worden | zult gecompenseerd worden | zult gecompenseerd worden | zult gecompenseerd worden | zal gecompenseerd worden | zullen gecompenseerd worden | zullen gecompenseerd worden | zullen gecompenseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecompenseerd worden | zou gecompenseerd worden | zou/zoudt gecompenseerd worden | zoudt gecompenseerd worden | zou gecompenseerd worden | zouden gecompenseerd worden | zouden gecompenseerd worden | zouden gecompenseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecompenseerd | bent gecompenseerd | bent/is gecompenseerd | zijt gecompenseerd | is gecompenseerd | zijn gecompenseerd | zijn gecompenseerd | zijn gecompenseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecompenseerd | was gecompenseerd | was gecompenseerd | waart gecompenseerd | was gecompenseerd | waren gecompenseerd | waren gecompenseerd | waren gecompenseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecompenseerd zijn | zult gecompenseerd zijn | zult gecompenseerd zijn | zult gecompenseerd zijn | zal gecompenseerd zijn | zullen gecompenseerd zijn | zullen gecompenseerd zijn | zullen gecompenseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecompenseerd zijn | zou gecompenseerd zijn | zou/zoudt gecompenseerd zijn | zoudt gecompenseerd zijn | zou gecompenseerd zijn | zouden gecompenseerd zijn | zouden gecompenseerd zijn | zouden gecompenseerd zijn |