coherent
- co·he·rent
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenhangend’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- Van het Latijnse cohaerēns (met het voorvoegsel co-) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | coherent | coherenter | coherentst |
verbogen | coherente | coherentere | coherentste |
partitief | coherents | coherenters | - |
coherent
- met ordelijke samenhang
- Een coherent geheel.
- Het woord coherent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "coherent" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "coherent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ coherent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
coherent