• in·co·he·rent
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onsamenhangend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen incoherent incoherenter incoherentst
verbogen incoherente incoherentere incoherentste
partitief incoherents incoherenters -

incoherent

  1. geen samenhangend geheel vormen
    • Dit zijn volledig incoherente samenvattingen. 

incoherent

  1. op een niet samenhangende manier
    • Licht incoherent praten komt vaker voor en het vormt geen specifiek symptoom.. Men kan pas van een symptoom praten wanneer gesprekken ernstig verstoord worden.[2] 
90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be