samenhangend
- Geluid: samenhangend (hulp, bestand)
- IPA: / ˌsamə(n)ˈhɑŋənt / (4 lettergrepen) (vooral als onvoltooid deelwoord ook: /ˌsamənˈhɑŋənt/)
- (Noord-Nederland): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
- (Limburg): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənd/
- sa·men·han·gend
- samenhangen met de uitgang -d
vervoeging van: | samenhangen |
verbogen vorm: | samenhangende |
samenhangend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | samenhangend | samenhangender | samenhangendst |
verbogen | samenhangende | samenhangendere | samenhangendste |
partitief | samenhangends | samenhangenders | - |
samenhangend
- verband houdend (met iets dat genoemd wordt)
- een hecht geheel vormend
- [2] coherent
- Het woord samenhangend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "samenhangend" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be