• che·mi·cus
enkelvoud meervoud
naamwoord chemicus chemici
verkleinwoord chemicusje chemicusjes

de chemicusm

  1. (beroep) iemand die scheikunde beoefent op een wetenschappelijke manier
     Ik ben opgeleid als chemicus en dan is het laboratorium nooit ver weg, en ik vond het leuk om die achtergrond mee te nemen naar de geesteswetenschappen.[2]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. chemicus op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Rob van den Berg
    “Hoe deed zo’n zilversmid dat toch?” (10 juli 2020) op nrc.nl  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be