bulkschip
- bulk·schip
- samenstelling van bulk en schip
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bulkschip | bulkschepen |
verkleinwoord | bulkscheepje | bulkscheepjes |
het bulkschip o
- (scheepvaart) een schip dat speciaal gebouwd en uitgerust wordt om droge stortgoederen zoals ertsen, kolen, graan, enz, te vervoeren
- motorboot, boorschip, containerschip, luchtkussenvaartuig, treiler, sleepboot, ijsbreker, tanker, woonschip, motorjacht, ferryboot, vleugelboot, cruiseschip
1. een schip dat speciaal gebouwd en uitgerust wordt om droge stortgoederen zoals ertsen, kolen, graan, enz, te vervoeren.
- Het woord 'bulkschip' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.