Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·boot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vaartuig dat wordt voortbewogen door een motor’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
  • samenstelling van  motor  en  boot 
enkelvoud meervoud
naamwoord motorboot motorboten
verkleinwoord motorbootje motorbootjes

Zelfstandig naamwoord

de motorbootv / m

  1. (scheepvaart) een klein tot middelgroot bootje dat voortbewogen wordt door middel van een motor
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen