bolhoed
- bol·hoed
- In de betekenis van ‘hoofddeksel’ voor het eerst aangetroffen in 1939 [1]
- samenstelling van bol en hoed [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bolhoed | bolhoeden |
verkleinwoord | bolhoedje | bolhoedjes |
de bolhoed m
- (hoofddeksel) ronde, bolvormige hoed
1. hoed
- Het woord bolhoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bolhoed" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bolhoed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bolhoed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be