dophoed
- dop·hoed
- samenstelling van dop en hoed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dophoed | dophoeden |
verkleinwoord | dophoedje | dophoedjes |
de dophoed m
- (hoofddeksel) klein bol hoedje voor dames
- De beste foto was er eentje van heel dichtbij, met haar gezicht naar de camera, warme ogen en een mooie mond, glimlachend vanonder de rand van een vilten dophoedje.
- Het woord dophoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dophoed" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be