Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: boxer
[1] Twee boksers in actie.
  • bok·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord bokser boksers
verkleinwoord boksertje boksertjes

de bokserm

  1. (sport) een persoon die het boksen beoefent
  2. (verouderd) een lid van een geheime Chinese organisatie omstreeks 1900
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


  • bok·ser
  • [1]: Ontleend aan het Engelse naamwoord boxer
  • [2]: Benoemd na de trainingsmethoden van de Chinese organisatie
Naar frequentie 3383

bokser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bokse

bokser

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van boks
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bokser     bokseren     boksere     bokserne  
genitief   boksers     bokserens     bokseres     boksernes  

bokser, m

  1. (sport) bokser (boksen)
  2. (historisch) bokser (lid van een Chinese organisatie)


  • bok·ser

bokser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van boksa

bokser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bokse