bloei

de bloei m
- (plantkunde) toestand waarin een plant bloemen draagt
- In augustus hebben de paardenbloemen een tweede bloei.
- Nee, het pluis is afkomstig van populieren en komt pas vrij na de bloei van deze bomen.[1]
- (figuurlijk) toestand waarin iemand of iets op zijn best is, bloeitijd
- In de middeleeuwen kwam de stad tot bloei.
- „Onder overheidsaandeelhoudersschap kan het bedrijf niet echt tot bloei komen.”[2]
- In de bloei van zijn leven
in de meest productieve levensfase
- • Haar bleke gezicht behoorde eerder toe aan een terminale patiënt dan aan een vrouw in de bloei van haar leven. [3]
- Als iemand op zijn best is.
1. toestand waarin een plant bloemen draagt
- Het woord bloei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bloei" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Sander Voormolen NRC 3 juni 2016
- ↑ NRC 30 april 2016
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be