blanda
Niet te verwarren met: Blanda |
- blan·da
- via Indonesisch belanda van Portugees Holanda [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blanda | blanda's |
verkleinwoord | - | - |
de blanda m
- (Nederlands-Indië) iemand uit Holland, Nederland of Europa
- ▸ We zijn allebei voor een zestiende Javaans, terwijl we er al die tijd van overtuigd waren geweest dat de ander een volbloed blanda was.[2]
- (Nederlands-Indië) (pejoratief) iemand uit Nederland of Europa die zich de cultuur van een tropisch land onvoldoende eigen heeft gemaakt
- ▸ En één meneer heeft tralies voor het slaapkamerraam laten maken. Zo gek ja? Natuurlijk een blanda![3]
- Het woord blanda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blanda" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ blanda op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter van Straaten“Indo’s” (13 april 2012) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Vincent Mahieu (ps. Jan Boon/Tjalie Robinson)Schuilen voor de regen II : De onbekenden in: Verzameld werk. (1992), Querido, Amsterdam, p. 300
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
blanda
- vrouwelijk enkelvoud van blando
vervoeging van |
---|
blandir |
blanda
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blandir
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blandir
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blandir
blanda