Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel bio- en met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord bioloog biologen
verkleinwoord bioloogje bioloogjes

Zelfstandig naamwoord

de bioloogm

  1. (biologie) (beroep) een wetenschapper die de biologie beoefent
    • De vijf biologen werken nog door aan hun onderzoek naar de werking van het enzym. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be