Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·cro·bio·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord microbioloog microbiologen
verkleinwoord microbioloogje microbioloogjes

Zelfstandig naamwoord

de microbioloogm

  1. (biologie) (beroep) bioloog die zich bezig houdt met de wetenschap van de micro-organismen, meer specifiek vooral de bacteriën, eencellige schimmels ofwel gisten, (soms ook) schimmels, en virussen

Meer informatie

Gangbaarheid